Je winkelwagen is momenteel leeg!
Ein Deutches Requiem
Johannes Brahms heeft het Requiem, de Latijnse dodenmis, heel anders behandeld. Voortkomend uit de Protestantse traditie vond hij dat niet de overledenen hulp en troost nodig hebben, maar de nabestaanden. Hij nam daarvoor teksten in het Duits (in de vertaling van Maarten Luther) uit het Oude en Nieuwe Testament en ook apocriefe boeken.
Ein deutsches Requiem is geen treurmuziek. Zo begint Brahms’ requiem met de tekst “Selig sind, die da Leid tragen, denn sie sollen getröstet werden” (“Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden”) (Matteüs 5:4), terwijl de traditionele Latijnse requiemmis begint met “Requiem eternam dona eis, Domine” (“Geef ze eeuwige rust, o Heer”).
De eerste drie delen werden in december 1867 voor het eerst uitgevoerd in Wenen, zonder succes. In april 1865 stuurde hij deel IV al ter beoordeling naar Clara Schumann. Deel VI en VII werden in de zomer van 1866 toegevoegd en op Goede Vrijdag 10 april 1868 in de Dom van Bremen met Brahms zelf op de bok, dit keer wel met veel succes. Het vijfde deel in de huidige versie werd kort daarna geschreven en na de twee eerste uitvoeringen aan het werk toegevoegd.
Het idee om een treurmis te schrijven kreeg Brahms al heel vroeg. Mogelijk dat de tragische dood van zijn goede vriend Robert Schumann in 1856 dit voornemen versterkte. Het lijkt erop dat de dood van zijn moeder in februari 1865 ervoor zorgde dat Brahms verder werkte aan het requiem. Deel I en II lijken al daarvoor gecomponeerd te zijn (echter nog zonder slot) uit materiaal dat hij al eerder had geschreven in 1854, het jaar van Schumanns psychische inzinking en zelfmoordpoging, en van Brahms verhuizing naar Düsseldorf om Clara Schumann en haar zeven kinderen te helpen.
Het Collegium Altena zal alle zeven delen laten horen als vierstemmig koor en voor de begeleiding zal gebruik gemaakt worden van de transcriptie van de orkestpartij voor vierhandig piano die Brahms zelf maakte.
- Koor: “Selig sind, die da Leid tragen”
- Koor: “Denn alles Fleisch, es ist wie Gras”
- Bariton en koor: “Herr, lehre doch mich”
- Koor: “Wie lieblich sind deine Wohnungen”
- Sopraan en koor: “Ihr habt nun Traurigkeit”
- Bariton en koor: “Denn wir haben hier keine bleibende Statt”
- Koor: “Selig sind die Toten”